Het Ras
Rasstandaard
Oorsprong : Frankrijk
Datum publicatie en in werking treden van de standaard van oorsprong : 25 oktober 2006
Gebruik : Herdershond, waakhond
Klasindeling F.C.I. : FCI N°44 / 09. 11. 2006
Groep 1 : Herders & veedrijvers (met uitzondering van de Zwitserse Sennenhonden) Sectie 1 : Herdershond met werkproef
Korte geschiedenis
Samen met de Briard (Berger de Brie) vormt deze de Franse Herder, maar het zijn wel verschillende rassen met een eigen rasstandaard. Hierin worden uiterlijk en het karakter beschreven.
De Beauceron is geen teruggefokt ras en ook geen gecreëerd ras zoals bv. de Dobermann.
De heer Dobermann heeft hoogstwaarschijnlijk wel een paar keer een Beauceron gebruikt in zijn fokprogramma, op zoek naar “de (of zijn) ideale hond”.
De Beaucerons stammen regelrecht af van de honden die in de 19de eeuw (en waarschijnlijk al veel vroeger) in gebruik waren bij de boeren en buitenlui in de streek ten zuiden van Parijs. Beauce is de streek ten zuidwesten van Parijs.
De inwoners worden Beaucerons en Beauceronnes genoemd. Het is nog steeds een rijke streek met veel landbouw, veeteelt en heel veel schapenfokkers.
De schapen werden geweid op een land dat niet omheind werd en moesten ook telkens van weideplek veranderen.
Dit kon alleen met een schaapsherder en zijn honden, maar ook veeboeren gebruikten honden als helpers en ook in dit werk waren Beaucerons bedreven.
Wie wel eens op TV, online of in het echt een wedstrijd schapenhoeden in England heeft gezien, weet hoe die slimme Border Collies ontelbare commando’s kunnen onthouden en uitvoeren.
Zo kan hun baas iedere beweging, houding en alles wat ze doen gaan sturen, alsof ze een radio gestuurd middel zijn. De Franse herders en boeren hebben nooit op die manier met hun honden gewerkt.
Wanneer er een oudere hond een opvolger nodig had, zocht men een jongere hond uit met veel talent. Deze kreeg dan een zware opleiding, vaak met behulp van een andere ervaren oudere hond. Natuurlijk was gehoorzaamheid aan de baas een vereiste, maar wat hij vooral moest leren was zelfstandig optreden. Wat te doen in al die gevallen als er iets fout dreigde te gaan en dat zonder commando van de baas! Zoals het stuk land waar de schapen die dag grazen, grenst aan een perceel tarwe, zonder hek tussen. Bij aankomst loopt de herder met een van de honden ‘de grens’ af en geeft aan dat er geen schaap in de tarwe mag komen. Deze hond zorgde er dan voor dat dit niet kon gebeuren.
Een andere taak van de Franse Herders was het drijven van vee. In een tijd dat er nog geen gemotoriseerde veewagens noch gekoeld transport was, ging het vee “op de hoef” in grote kuddes naar de stad. Men kan zich voorstellen hoeveel dieren er nodig waren om aan de grote behoefte van vlees te voldoen in een grote stad als Parijs. Het behoorde tot de speciale talenten van deze Franse Herders dat zij nooit toelieten dat vreemde dieren uit een andere kudde, zich onder hun dieren mengden of dat hun eigen dieren wegliepen naar een andere kudde.
Er werd toen al zeer selectief gefokt op werkeigenschappen en een hond zonder de juiste aanleg had niet veel toekomst! Voor het goed functioneren waren ook de juiste bouw (met bijhorend bewegingsmechanisme) en een weerbestendige vacht belangrijk, dus ook daar werd op gelet.
Er is intussen veel veranderd in de wereld en in deze tijd is er vrijwel geen werk meer voor de Beauceron, maar zij weten of beseffen dat niet.
Algemeen beeld
De Beauceron is een hond van groot gestalte, stevig, rustiek, fors, goed gebouwd en gespierd, zonder plompheid.
Belangrijke proporties
De Beauceron is van een gemiddelde lichaamsbouw. De lengte van het lichaam, vanaf het boeggewricht tot het zitbeen, moet ietwat langer zijn dan de schofthoogte. Het hoofd is lang : 2/5 van de schofthoogte. De breedte van de schedel en de hoogte van het hoofd zijn iets minder dan de helft van de hoofdlengte. Schedel en voorsnuit van gelijke lengte.
Gedrag en karakter
Vrij bij benaderen en zonder vrees. De uitdrukking is frank, nooit vals, angstig of onzeker. Het karakter van een Beauceron moet verstandig en moedig zijn.
Hoofd
Goed besneden hoofd, met harmonische lijnen. In profiel gezien, zijn schedel en voorsnuit ongeveer parallel.
Regio Schedel
Schedel
vlak of licht gerond van zijde tot zijde, zwakke middengroef, zichtbare kam op de schedeltop.
Stop
geringe stop, op gelijke afstand tussen de neuspunt en de schedeltop.
Regio Voorsnuit
Neus
neus passend bij de voorsnuit, goed ontwikkeld, nooit gespleten en altijd zwart.
Voorsnuit
noch smal, noch spits
Lippen
de lippen gesloten en altijd goed gepigmenteerd. De bovenlip moet de onderlip bedekken zonder over te hangen, zij moeten een zeer licht zakje in de mondhoek vormen dat altijd stevig moet zijn.
Gebit
stevig, goed sluitend schaargebit.
Ogen
Horizontaal, lichte ovale vorm. Het oog (iris) moet donker kastanjebruin zijn, in elk geval nooit lichter dan donker hazelnootkleur, zelfs als de brand licht is. Voor de harlekijn-variëteit is een glasoog toegestaan.
Oren
Hoog aangezet. De oren zijn half staand of hangend, mogen niet tegen het hoofd plakken, maar zijn toch vlak en nogal kort. De lengte van het oor moet gelijk zijn aan de helft van de hoofdlengte.
Hals
Goed gespierd en van een goede lengte, vloeiend overgaand in de schouders.
Lichaam
Bovenlijn
Rechte rug. Lendenen kort, breed en goed gespierd. Het kruis weinig aflopend.
Schoft
goed zichtbaar
Borst
Breed, diep en lang. Borstomvang 1/5 meer dan de schofthoogte. Het borstbeen reikt tot aan de punt van de elleboog.
Staart
Gaaf, laag gedragen, minstens tot aan het spronggewricht reikend, recht gedragen met aan het uiteinde een lichte haak in de vorm van een “J”. In beweging mag de staart hoger worden gedragen, maar nooit boven de ruglijn.
Ledematen
Voorhand
Loodrecht, van voren en in profiel gezien.
Schouder
schuin en van middelmatige lengte
Voorbenen
gespierd
Voorvoeten
krachtig, rond en compact. Nagels altijd zwart, met harde maar niettemin elastische zool.
Achterhand
Loodrecht, van achteren en in profiel gezien.
Dijbeen
breed en gespierd
Spronggewricht
krachtig, niet te dicht bij de grond, bevindt zich ongeveer op een kwart (1/4) van de hoogte van de hond, vormt met het been een goed geopende hoek. Achtermiddenvoeten bijna loodrecht, iets achter de punt van het zitbeen gesteld.
Voeten
krachtig, rond en compact.
Hubertusklauwen
volgens traditie, zijn de herders voor het behoud van de dubbele hubertusklauw. De hubertusklauwen vormen twee van elkaar gescheiden duimen met nagels, voldoende dicht bij de voet.
Vacht
Beharing
Glad op het hoofd, hard, kort, vol, stevig en goed aanliggend, op de romp 3 tot 4 cm. lang, de billen en de onderkant van de staart licht doch verplicht bevederd. Ondervacht kort, fijn, dicht en zacht, bij voorkeur muisgrijs. zeer dicht en het mag nooit uit het dekhaar te voorschijn komen.
Kleur : A) Zwart met brand (tweekleurig) : “Roodkous”
Het zwart zeer zuiver, de kleur van de brand moet eekhoornrood zijn.
De aftekeningen bevinden zich
vlekjes boven de ogen
zijkanten van de snuit, uitlopend in verminderde mate op de wangen, zonder ooit de onderzijde van het oor te bereiken
op de borst
de voorkeur voor twee vlekken op de keel
onder de staart
op de ledematen, naar boven toe afnemend, zonder zich ooit verder uit te breiden dan een derde van de ledematen, aan de binnenkant van de ledematen iets meer oplopend dan aan de buitenkant.
Kleur B) Harlekijn, blauw gevlekt met tanaftekeningen (driekleurig)
grijs, zwart en brand. De vacht is in gelijke delen grijs en zwart, in vlektekening.
De vlekken zijn goed verdeeld, met soms meer zwart dan grijs. De brand op dezelfde plaats als bij de tweekleurigen.
Eén discrete witte borstvlek wordt getolereerd.
Hoogte
Reuen
65-70 cm schofthoogte
Teven
61-68 cm schofthoogte
Fouten
Iedere afwijking van de voorgaande punten, moet als fout worden aangezien en als dusdanig volgens de ernst van de fout worden bestraft.
Diskwalificatie
agressief of zeer angstige hond
maten groter of kleiner dan de minimum of maximum limiet
te licht beendergestel
oog te licht, of glasoog (uitgezonderd voor de harlekijn)
neusspiegel gespleten, ander kleur dan zwart, schriel
bovenvoorbijten en ondervoorbijten, met verlies van contact, afwezigheid van 3 tanden en meer (P1 niet meetellend)
oor volledig staand en gesloten
achterste ledematen overdreven koehakkig
enkele Hubertus klauw of totale afwezigheid van de Hubertus klauwen
gecoupeerde of over de rug gedragen staart
Vacht
kleur en structuur, anders dan de standaard voorschrijft. Volledige afwezigheid van brand. Stekelige vacht. Zuiver goed zichtbare witte borstvlek.
Harlekijnvariëteit
te veel grijs, zwart aan de ene kant en grijs aan de andere kant. Hoofd volledig grijs (afwezigheid van zwart)
Elke hond die duidelijke lichamelijke -of gedragsafwijkingen vertoont moet worden gediskwalificeerd
N.B. : Reuen moeten twee normale testikels hebben die beiden in het scrotum zijn ingedaald
Bron
Beauceron club België